thumb_fysiekeschool

De fysieke school

Tijdens Samenscholing #3 was het aan drie collectivisten om een pleidooi te geven over het bouwen van een specifiek type school. Germa Roos, binnen- en buitenschoolse kunsteducator, sprak zich uit over het belang van een fysieke school.

Wat als wij net als Thomas More de mogelijkheid hebben om op een denkbeeldig eiland een ideale, fysieke school te bouwen? Hoe zou mijn, jouw en ons ideaalbeeld er dan uit zien? Het is een vraag die mij regelmatig bezighoudt in de realiteit van alledag. Met mijn hoofd in de wolken en nadenkend over de toekomst van het onderwijs, stuit ik met regelmaat op de volgende gedachtegangen: leven wij eigenlijk niet in een abnormale wereld? Is mijn utopisch droombeeld dan niet het dromen van – wat je zou kunnen zeggen – een normale onderwijswereld? Wat als we met een utopisch droombeeld actief aan de slag gaan en echt het verschil kunnen maken? Utopisch denken is toch niets meer dan verlangen naar een ander toekomstbeeld?

Godzijdank kwam een aantal weken geleden het grote nieuws vanuit het bestuur van The New School Collective: we beginnen een nieuwe school. Dit bericht kwam bij mij als een onverwachte mokerslag binnen, want het betekend dat de werkelijk onze utopische droombeelden meer dan hard nodig heeft! In mijn ogen is het de ideale kans om te aanvaarden wat we niet kunnen veranderen – en te veranderen wat we niet kunnen aanvaarden! Aan mij de eer om mij hard te maken voor een nieuw, fysiek schoolgebouw.

Speelt de bureaucratie een rol bij de fysieke school van The New School Collective?
Nu hoor ik de meeste collectivisten al ironisch denken: ‘Hoera, een fysieke school betekend automatisch een extra bureaucratische hobbel’. Het vooruitzicht van een fysieke school leidt immers al gauw tot angstbeelden, doemscenario’s en paniekreacties. Overigens niet geheel onterecht, want ook wij als groeiend netwerk van docenten, pedagogen en kunstprofessionals kennen deze beelden uit de praktijk en eenieder van ons heeft weleens beklag gedaan over de bureaucratisering in het onderwijs en de hiermee samenhangende werkdruk.

Evengoed weten wij als geen ander dat sommige scholen zo bang zijn voor hun scores, prestaties en excellente predicaten dat ze veranderingen – noodgedwongen uit angst – buiten de deur proberen te houden. Want stel je voor dat je als school het bekende loslaat en meer aandacht besteed aan zaken buiten het zogenoemde kerncurriculum, klassen niet meer indeelt op niveau, meer tijd besteed aan cultuuronderwijs of iets kleins als het rooster anders gaat invullen? Wat als datgene gebeurt waar onze schoolleiders zo bang voor zijn? Stel je voor dat de toets scores hierdoor ietsje minder uitvallen!

Is die angst dan niet logisch? Daar kijkt de onderwijsinspectie toch naar.
Maar vinden wij dat als The New School Collective écht het allerbelangrijkst? De inspectie is bovendien met haar nieuwe houding – als kritische vriend helemaal niet zo star, gesloten en ambtelijk meer als de meeste van ons denken. Ook zij wilt met het nieuwe toezicht, dat vanaf 2017 in werking treedt, verantwoordelijkheid nemen voor het stimuleren van scholen in hun verbetering. Zelfs minister Bussemaker roept scholen op om minder dociel te denken en is van mening dat scholen zich minder kruiperig mogen opstellen, want onderwijsvernieuwing komt volgens haar in de eerste plaats vanuit het onderwijs zelf.

Iedereen klaagt dus over de bureaucratie, maar de woekering ervan gaat langzaam door. Als ouders zich ermee bemoeien, verandert er hopelijk iets. We moeten dus niet alleen de overheid, maar ook elkaar ter verantwoording roepen. Als je het aan mij vraagt is The New School Collective de plek waar dat kan. Laten we samen de koers naar de toekomst bevragen, herzien en uitzetten in een nieuw fysiek schoolgebouw en op deze wijze tegenwicht bieden aan de voorspelbaarheid van het bestaande. Wij weten immers toch allemaal dat het onderwijs van nu vooral bezig is met de dingen van gisteren, dan van overmorgen? Niet bang zijn, The New School Collective, dit is waar wij goed in zijn! Bovendien is de vrijheid van het onderwijs in de Grondwet verankerd, die kunnen we als collectivisten benutten en oprekken – als samenleving – we leven tenslotte in een democratie.

Hoe doen we dat dan?
Allereerst mogen we ons niet laten afschrikken door beperkingen als het denken in termen van ‘vastgoed’ en ‘maatschappelijk ondernemen’. De praktijk wijst namelijk uit dat met deze doelstellingen het schoolgebouw ingrijpend veranderd. Dat leidt er niet alleen toe dat het schoolplein uit beeld verdwijnt, maar – weliswaar onopgemerkt – ook onze leerlingen. Want kun jij de vraag ‘van wie is het schoolgebouw?’ nog eenduidig beantwoorden? Zonder het belang te weten waarom de vraag gesteld wordt?

Dit denken staat dus haaks op onze missie om het fenomeen ‘de school als leeromgeving’ te herdefiniëren en weer in handen te geven van docenten, pedagogen en ouders. Daarom pleit ik voor een nieuw fysiek schoolgebouw, zodat wij samen als The New School Collective kunnen laten zien dat ‘van wie de school is’ uiteindelijk bepaald moet worden door het antwoord op de vraag ‘voor wie de school is’. Het zou toch onvergefelijk zijn om hier onachtzaam aan voorbij te treden? Want zijn het niet juist de onmogelijkheden waar wij wat langer bij stil moeten staan, waardoor we uiteindelijk tot de ontwikkeling van nieuwe, toekomstgerichte concepten kunnen komen?

Maar hoe kunnen we het denken in ‘vastgoed’ en ’maatschappelijk ondernemen’ dan vermijden?
Met dit pleidooi wil ik graag – middels drie mogelijke opties – een aanzet geven voor een omslag in het systeem. Deze moet en kan. Uit allerlei bestaande initiatieven blijkt bovendien dat het anders kan. Een goed voorbeeld hiervan is de werkwijze van het architectenbureau Hubner-Forster-Hubners. Hun ontwerpproces begint bij het lichaam van de leerling. Met behulp van klei, maquettes en houtconstructies onderzoekt het bureau samen met de leerlingen de mogelijkheden om een eigen leeromgeving te ontwerpen. Door de relatie tussen leerlingen en hun (leer)omgeving centraal te zetten, ontstaat er een schoolgebouw dat echt van leerlingen, docenten en ouders is.

Kunnen wij, net als het bureau Hubner-Forster-Hubners, opnieuw beginnen op een braakliggend terrein?
Joep van Lieshout kan met zijn AVL-ville een nieuwe ‘vrijstaat’ in de praktijk in brengen. Met zijn kunstenaarspraktijk maakt hij tegenstellingen zichtbaar tussen vrijheid/onvrijheid, rationaliteit/irrationaliteit en individu/groep. RIF010 kan een stukje vergeten water in Rotterdam transformeren tot een Urban Surfing gebied, doormiddel van het Stadsinitiatief. Hoeven wij ons deze vraag dan nog te stellen? Onze utopische, fysieke school – als kritische blik op de maatschappij van nu – kan dan toch ook de werkelijkheid zijn van morgen?

Ook wij kunnen als The New School Collective een stadsinitiatief indienen en financiering krijgen. Tegelijkertijd lijkt het erop dat we daarmee een ander ideaalbeeld kunnen verwezenlijken. De gemeente Rotterdam heeft immers het Stadsinitiatief in het leven geroepen, zodat kleine organisaties en Rotterdamse burgers mee kunnen denken en bouwen aan een aantrekkelijke stad. Het zou toch in zijn geheel een opzienbarend en waardevol statement zijn, als wij samen met leerlingen en ouders een nieuwe fysieke school kunnen bouwen en deze letterlijk terug kunnen geven aan de stad en haar samenleving?

Kunnen we dan ook een fysiek schoolgebouw ontwerpen dat over 30 jaar nog mee kan?
Als we een blik richten op de tendensen, dan zien we dat scholenbouw van de toekomst steeds flexibeler wordt. Zo heeft de verschuiving van passend onderwijs de filosofie van het fysieke schoolgebouw in de afgelopen decennia al flink op zijn kop gezet. Er worden steeds meer functies in een schoolgebouw ondergebracht. Beleidsmakers pleiten immers nadrukkelijk voor integratie van verschillende functies binnen een multifunctionele accommodatie.

Maar ben ik dan echt de enige die deze ontwikkeling ronduit zorgwekkend vind? Want nu zelfs het postkantoor opgaat in de supermarkt – en het typische monofunctionele schoolgebouw uit het huidige straatbeeld verdwijnt – lijkt het mij juist van groot belang om te beseffen dat hiermee de school in de toekomst als enige publieke trefpunt ook zal verdwijnen. Kunnen wij hier echt mee leven? Is dit niet juist een sociaal maatschappelijk vraagstuk waar wij ons als The New School Collectieve over moeten buigen en verantwoordelijkheid voor moeten nemen?

Maar wat zou dan een mogelijke oplossing kunnen zijn?
Het lijkt mij verstandig om samen eens te onderzoeken hoe wij de ideale ontmoetingsplek in de toekomst kunnen behouden, één die indien nodig meebuigt met de ontwikkelingen. Een eerste aanzet tot een mogelijke oplossing zou een flexibel schoolgebouw kunnen zijn. De ideale ontmoetingsplek voor ons collectief en haar omgeving en tevens een gebouw waarmee we maximaal uit de voeten kunnen. Want op deze wijze hoeven we niet – zoals de praktijk laat zien – over vijf jaar het pand te slopen en een nieuw gebouw op te trekken zodra nieuwe ontwikkelingen of onze experimenten daar om vragen.

Bovendien lijkt het alleen al omwille van de mogelijkheid om low-budget een flexibel schoolgebouw te bouwen een aantrekkelijke manier voor The New School Collective om onszelf herkenbaar te maken en voor de buitenwereld zichtbaar te worden. Want wij willen toch niet – met onze collectieve ambitie – blijven steken op mooie woorden op een website of in een boek? We willen immers toch gekend worden als een alternatieve school die kiest voor koersvastheid, discipline en volharding? Om onze bevindingen, visies en overtuigingen te demonsteren en om deze daadwerkelijk echt te concretiseren in een tastbare realiteit?

Maar hoe kunnen we dan met een fysiek schoolgebouw laten zien dat het anders kan? Het antwoord is als je het aan mij vraagt simpel – wat mij overigens brengt tot derde optie – namelijk de parasitaire school. In mijn ogen is dat een school die niet langer dient als eiland, maar ingebed is in het lokale leven. School, buurt en The New School Collective werken daar intensief samen. Ook externen – zoals mensen uit de bedrijfswereld – komen er lesgeven. En in de schoolbesturen is onze omgeving vertegenwoordigd.

Daarbij kan het steeds groeiende netwerk van The New School Collective in onze parasitaire school een actieve partner zijn in het onderwijsproces. Het netwerk kan een rol spelen bij de organisatie, de uitvoering en de evaluatie van het onderwijs. Ervaringen worden tevens breed gedeeld en de omgeving wordt van harte uitgenodigd bij te dragen aan het ‘herdefiniëren van het onderwijs’. Bovendien kunnen we op deze wijze aspecten van onze aanpak binnen een huidige school implementeren, zodat het effect optimaal is. Door volledige openheid bij onze opgedane ervaringen kunnen we bestaande scholen inspireren datgene over te nemen wat bij hun school past.

Is dit pleidooi voor een fysiek schoolgebouw wel vernieuwend?
Misschien niet. Maar wat me opvalt is dat 80 procent van mijn collega’s deze vragen niet eens durven te stellen. Ik denk omdat het antwoord te ongemakkelijk is. We zijn er immers aan gewend geraakt dat scholen er gewoon zijn, dat schoolgebouwen er uitzien zoals ze eruit horen te zien en ingericht zijn zoals we ze kennen. Maar wat doen wij als The New School Collectief met deze ongemakkelijke, maar essentiële vraag?

Je zou kunnen denken dat er al genoeg is nagedacht over een fysieke school. Maar heb jij je ooit afgevraagd of de beslissingen die je dagelijks neemt, worden gedreven door wat je gewend bent, of wat goed voelt? Want wie is nu onze vijand? Wie werpt nou eigenlijk de barrières op? Het is niet de minister, het zijn niet de leraren, het zijn niet de wetten. De gewoonte is om te denken dat we – als schoolbeslissers – al goed nagedacht hebben over een fysiek schoolgebouw. En dat er wel goede reden zijn waarom de dingen in een fysiek schoolgebouw juist op die manier zijn ingericht.

Hoe moet het schoolgebouw van de toekomst er dan uit zien?
De vraag van wie is het schoolgebouw is, is niet meer eenduidig te beantwoorden: ieder van ons neemt beslissingen als het om onderwijs gaat. Maar dat geeft ieder eilandje nog geen monopolie op het beantwoorden van de vraag hoe een schoolgebouw eruit zou moeten zien. Dat antwoord dient namelijk van de samenleving als geheel te komen, als uitkomst van een democratisch proces. En laat dat nou juist de perfecte uitdaging zijn voor The New School Collective. De fysieke school roept vooral de vraag op hoe wij – als collectief – op een écht democratische manier verantwoordelijkheid kunnen nemen voor het schoolgebouw van de toekomst. En juist het aanzwengelen van het democratische proces is wat wij als The New School Collective heel zorgvuldig moeten en vooral kunnen onderzoeken.

Bovendien daagt het bouwen van een fysiek schoolgebouw uit. Het geeft nieuwe stof tot nadenken, levert ruimtelijk inzicht op en is tastbaar en herkenbaar. Tevens kunnen we met het bouwen van een nieuwe fysieke school letterlijk een herkenbare symbolische betekenis geven aan waar we samen voor staan. Namelijk, een nieuwe collectieve school, die verbeelding en fictie als wapens gebruikt om de onderwijswereld opnieuw vorm te geven!