is-jouw-school-neutraal-gebied

Artikel #2: Is jouw school neutraal gebied?

In 2014 en 2015 stond in Kunstzone zes keer een poster van The New School Collective met daarop een prikkelende vraag. Nu is het tijd voor antwoorden. Dit is het tweede artikel uit een serie artikelen van TNSC. Lid Nancy hofman reflecteert samen met conciërge Inouschka de Nooijer op de poster ‘Is jouw school neutraal gebied?‘.

14225452_10210767365966811_8564301859727026469_nOp een zonnige, maar koude donderdagmiddag ga ik, vanuit nieuwsgierigheid en een gedeelde fascinatie, in gesprek met Inouschka de Nooijer over onderwijs, beeld en taal. In ons achterhoofd staat een vraag geprojecteerd: is jouw school neutraal gebied? De vraag roept alleen meer vragen op: wat betekent neutraal gebied? Betekent het dat alles en iedereen gelijk is? Dat leerlingen neutraal binnen komen? We raken verstrikt en besluiten één aspect uit te kiezen.

Neutraal gebied zoeken wij in taal. We kunnen ons niet aan de gedachte onttrekken dat wanneer je elkaar wilt begrijpen, je bij de taal moet beginnen. We beginnen bij de beperking van taal en het werk ‘Tekstfilm’ van Inouschka dat zij in 2015 maakte. Deze film legt bloot wat er met taal gebeurt in ons hoofd. Vanuit een zwart beeld krijgt de kijker alleen ondertiteling voorgeschoteld. De taal is leidend en door het gebrek aan beeld komt er een stroom aan beelden op gang. Het werk fascineert mij. De gekozen woorden en zinnen, die elkaar opvolgen, roepen associaties, interpretaties en connotaties op die mijn eigen verbeelding aanspreken. De film speelt zich vooral af in mijn hoofd: het hoofd van de kijker.

Door over de film te spreken komen we bij de gedachten dat niet de taal beperkt is, maar dat we de beperking voornamelijk zelf hebben ingebouwd in onze taal. In communicatie met de ander laten we de individuele verbeelding weg, om ons in algemeen geldende woorden uit te drukken. We proberen onszelf te verduidelijken, maar hebben geen idee of we begrepen worden. We hebben geen idee hoe onze gebruikte woorden aankomen in het hoofd van de leerling en wat deze zich hierbij verbeeldt. Terwijl we hierover in gesprek zijn komen niet uit bij de beperking van taal, maar dat wat de taal oplevert. De verbeelding.

Dat woorden een eigen verbeelding oproepen, is niets nieuws. Als je een groep jonge kinderen vraagt een hond te tekenen, zal het resulteren in verschillende honden allen op een andere manier verbeeld. En toch weten we dat het allemaal ‘hond’ is. Ook Nietzsche schreef hierover. In 1873 schreef hij het essay ‘Over waarheid en leugen in buiten-morele zin’ waarin hij opmerkt dat wij spreken over ‘een blad’, maar dat werkelijk geen enkel blad aan een boom hetzelfde is.

Ineens is het een gek gegeven dat wij de verbeelding uitsluiten in ons onderwijs. Want waarom zouden we ons alleen maar uitdrukken in woorden? Zouden we de verbeelding van eenzelfde woord, niet juist moeten gebruiken om de woorden te versterken? Het zou ons kunnen helpen bij het begrijpen van de ander.

Dat verbeelding taal kan versterken ontdekte ook Sunni Brown. In 2011 beklom zij het TED Talk podium om de toegevoegde waarde te bepleitten van onze neiging tot ‘doodling’; het maken van kleine tekeningetjes om onze gedachten aan te scherpen. Zij benadrukt dat onze gedachteloze krabbels ook buitengewoon veel invloed hebben op het verwerken van informatie en het aansporen van creativiteit. In haar boek The Doodle Revolution toont zij ook aan dat het maken van kleine symbolen in de kantlijn van een boek bij wijze van samenvatting, je helpt de informatie op te slaan in het geheugen.

Stel dat dit doodlen omgezet wordt naar symbolen en ingebouwd zou worden in de taal. Zou dat betekenen dat we onszelf beter kunnen uitdrukken? We stellen onszelf de vraag wat er zou gebeuren als je dit zou toevoegen in het onderwijs. Zou het betekenen dat we elkaar beter zullen begrijpen? Zou het begrijpen van elkaar ook leiden tot begrip hebben voor elkaar? En is dat dan al neutraal gebied?

Stel dat je op één basisschool zou beginnen met het bespreken van woorden en de betekenis hiervan. Wat zou er gebeuren als je met deze groep niet alleen spreekt over woorden, maar ook een eigen beeldtaal binnen de groep ontwikkelt en dit gedurende de basisschool blijft doen. Het is een boeiende gedachte te bedenken waar je in groep 8 op uitkomt. Welke ontwikkelingen maakt een beeldtaal in de loop der jaren door? Wat zou dit betekenen voor de spreektaal? Is het mogelijk om op deze manier een eenduidige taal te creëren die zowel woorden als ook symbolen in zich heeft? Hoewel je met een dergelijke verrijking van de taal wellicht juist meer verschillen en nuances kunt onderscheiden, moet je jezelf inmiddels afvragen wat neutraliteit nu eigenlijk impliceert.

We proberen maar eens een concreet voorbeeld voor onszelf uit: liefde. Een veel omvattend begrip dat misschien eenvoudig begint, maar dat steeds complexer wordt door de invloed van je ontwikkelingen en ervaringen. Het meest gangbare symbool hiervoor is natuurlijk het hartje. Je tekent een hart, maar wat betekent het symbool nu echt? Welk symbool zouden we er zelf voor tekenen? Door er samen over te spreken worden wij gedwongen om associaties, interpretaties en connotaties die behoren bij het symbool, weer om te zetten in woorden. Terwijl we spreken, tekenen we ook. Het vraagt van ons, dat wij ons steeds specifieker gaan uitdrukken in woorden, maar ook om onze getekende symbolen steeds weer aan te passen en verfijnen. Door veranderingen aan te brengen en nieuwe – of meer uitgebreide – symbolen te ontwikkelen, verbreden we het begrip onderling en lijken we dichter bij elkaars verbeelding te komen. We lijken elkaar te begrijpen, in al onze diversiteit.

Het is een fascinerend gedachte-experiment, dat nog steeds de vraag oproept wat het zou betekenen voor het onderwijs als je dit in het curriculum inbouwt. Maakt het de leerling bewuster van de verbeelding? Van de verbeelding van de ander? En van wat taal en beeld samen betekenen? Zijn zij – en wij – hierdoor in staat om onze, en elkaars, verbeelding te begrijpen? Zijn wij in staat om elkaar te begrijpen? En daardoor ook te accepteren?

Met deze vragen nemen we afscheid van elkaar. Het geeft ons veel stof tot nadenken en de uitdaging om er de juiste woorden bij te vinden. Als Inouschka eenmaal de deur uit is wil ik nog iets zeggen, maar ik kan de woorden niet vinden. Ik zend haar een sms met het symbool wat voor mij op dat moment het meest passend is.